Taigan
Een andere aboriginal onder de afghanen is de Taigan. Deze hond zien we voornamelijk in het gebied van Kirgizië. Wat zuidelijker dan de Kalagh Tazi uit Kazachstan.
Ook dit is een zeldzame hond aan het worden: het aantal wordt momenteel geschat op 1000 stuks...
Het is daarom zeer belangrijk dat er gedegen met deze hond wordt gefokt ter uitbreiding van het ras. Het is nog steeds niet duidelijk of de Taigan nu een afstammeling is van een Tazi of een onafhankelijke, zelfstandige windhond.
Aan de ene kant is de Taigan in vele fronten gelijk aan de Tazi. Aan de andere kant zijn er veel overeenkomsten met de Afghaan. Denk hier aan de lichaamsbouw en het type beharing.
Het karakter is weer geheel eigen, en heeft niets te maken met het ene of het andere ras.
"Standaard"
Ook voor de Taigan is er helaas nog geen FCI standaard aanwezig. Toch is er een beschrijving in een Russisch boekwerk over jachthonden, wat we kunnen beschouwen als een soort standaard voor de Taigan.
Een korte samenvatting:
De hoogte van de reu ligt tussen de 65 en 70 cm en de teef tussen de 60 en 65 cm. Evenwichtig gedrag en actief. Vacht: Zwart, rood, grijs, wit of zandkleurig. Mag wel 'spots' hebben (denk aan black-and-tan) maar mag niet gevlekt zijn. De vacht is zacht, zijdeachtig en lang; korter op de snuit, aan de voorzijde van de schedel en op de voorbenen onder de polsen. Het lange haar is golvend, en vinden we op het achterste gedeelte van de schedel, de nek, de schouders, tot aan de polsen en op de zijkant van het lichaam. Op de voeten vinden we vrij ruw haar. Het zogenaamde "bourki" (lang viltachtig haar) vinden we op de oren.
Spiersysteem is goed ontwikkeld, beenderen (skelet) is sterk maar niet zwaar.
Het hoofd is lang, droog misschien iets substantieel en wigvormig vcan bovenaf gezien. Zowel de sinciput als de occiput zijn zichbaar en aanwezig. De stop is duidelijk aanwezig. Soms wordt een Romeinse neus gezien. Strakke lippen. Dunne hangende oren, afgerond aan de uiteinden, gelokaliseerd ter hoogte van de ogen.
De ogen zijn redelijk groot en ov aal, schuin geplaatst en donker bruin. De tanden zijn sterk, wit en groot. Het heeft een schaargebit.
Lange nek, droog en wordt strak gehouden. Het is wat smal aan de zijkanten. De borst is wijd, ovaal gevormd en bij dwarsdoorsnede smaller bij het borstbeen. Het borstbeen dient ter hoogte van de elleboog te liggen. Achter de schoft vindt men de pereslezhina een soort "deuk". De poten zijn ovaal, de tenen licht compact met vrij dik haar daartussen.
De staart is niet dik of lang, met een ring aan het eind. De staart hangt naar beneden als de hond stilstaat en staat hoger als de hond beweegt. Geen overdreven beharing op de staart.