Maandagziekte bij de (wind-)hond
Maandagziekte is een aandoening die voorkomt bij de gezonde atletische hond. Bij deze "ziekte" heeft de hond hevige spierpijnen. Het lijkt op het pijnlijke gevoel van de spierkrampen, die bij de mens optreden na zeer intensief gebruik van de spieren, waarvan je het bestaan was vergeten.
De naam maandagziekte komt uit de paardenwereld. De "ziekte" trad vroeger op bij werkpaarden die op zondag rust hadden gekregen. Als dan op maandag weer gewerkt moest worden, ondervonden de paarden stijve pijnlijke spieren en wilden daarom niet in beweging komen.
Deze aandoening wordt gezien bij windhonden op de renbaan (zoals de Greyhound, Whippet en Barzoi), bij de sledehondensport en bij jachthonden die een veldproef afleggen.
Wat gebeurt er bij deze aandoening?Bij het maken van spierbewegingen komen warmte en verbrandingsproducten zoals melkzuur vrij. Als het melkzuur niet voldoende snel via het bloed wordt afgevoerd, dan treedt door ophoping van melkzuur in de spieren zwelling van de spiervezels op. Hierdoor worden de kleine bloedvaten dicht gedrukt, wat een beschadiging van de spiercellen veroorzaakt. Spierenzymen en myoglobuline (= spiereiwit) komen vrij uit de kapotte spiercellen. Myoglobuline wordt met de urine afgevoerd, waardoor deze roodbruin verkleurd. Deze myoglobuline beschadigt op de weg naar buiten de nieren. Het dichtdrukken van de bloedvaten voorkomt ook de afvoer van warmte van de overwerkte spieren, hetgeen de situatie verergert.
Ook andere ziekten kunnen de urine roodbruin verkleuren.
Ziekteverschijnselen:De verschijnselen kunnen acuut te zien zijn tijdens de race of
veldproef of pas 24 tot 72 uur na de wedstrijd. De "ziekte" is
aan de hand van de mate van spierkrampen in drie categorieën te verdelen.
De hyperacute vorm treedt tijdens de wedstrijd
op.
De hond stopt, blijft stokstijf stil staan. Alle spieren van de hond zijn
gezwollen en pijnlijk en de urine is roodbruin van kleur. Als we de hond
laten lopen dan sleept deze met de nagels van de achterpoten over de
grond. Meestal sterven deze honden binnen 48 uur door acuut nierfalen. Ook
kan het dier tijdens de wedstrijd omvallen en ter plaatse sterven.
De acute vorm treedt ook tijdens de
wedstrijd op.
De hond vertoont pijn aan de spieren van de rug en de achterhand. Slechts
één of twee keer is de urine roodbruin gekleurd. In 25% van de gevallen
sterft de hond als niet snel een behandeling wordt ingesteld. De
overlevenden houden in meer of mindere mate een blijvende beschadiging aan
de spieren en de nieren over.
De subacute vorm.
De hond is niet opvallend uitgeput en vertoont pas na 24 tot 72 uur na de
wedstrijd stijve pijnlijke rugspieren. Zelden is een roodbruine
verkleuring van de urine te zien, maar een eenvoudige test met een
urinestick toont myoglobuline in de urine aan.
Voorkom herhaling van de subacute vorm.
Een kapotte spiercel herstelt niet, er komt bindweefsel voor in de plaats.
Geef het dier rust tot de spierenzymen in het bloed weer gedaald zijn tot
normale waarden. De training langzaam beginnen en geleidelijk opvoeren.
Zeer regelmatige arbeid. Geen rustdag of een dag met veel minder arbeid.
- Te weinig lichamelijke fitheid.
- Teveel opwinding (met hijgen en/of blaffen) in de periode voor de wedstrijd.
- Een vochtige en te warme omgeving.
- Te hoge frequentie van wedstrijden.
Bij paarden is ook een erfelijke factor aangetoond, die in combinatie met de bovenstaande stressfactoren tot de "ziekte" kan leiden.
Hoe kun je zorgen voor een goede lichamelijke fitheid?Dit verschilt per hondensport.
De sledehonden moeten inspanningen leveren die gedurende langere
tijd worden volgehouden, terwijl de prestaties van de windhonden op
de renbaan zeer kortstondig en intens zijn. Daarom verschilt de
training en de voeding per type hondensport.
Bij sledehonden is de combinatie van een juiste trainingsmethode en een goede aangepaste voeding van grote invloed op het voorkomen van deze "ziekte". Voor de windhonden blijkt dat voornamelijk een goede training van belang is.
Met training wordt:
- energie voor de spiervezels sneller en efficiënter aangemaakt,
- de energievoorraad iets verhoogd en
- de capaciteit om melkzuur af te voeren verhoogd.
Om de snelle spieren beter te ontwikkelen is intervaltraining een paar keer per dag aan te raden. Dit bestaat erin de hond te laten sprinten gedurende ongeveer een minuut, dan gedurende 3 à 4 minuten wandelen, en terug 1 minuut sprinten. Deze cyclus wordt enkele keren herhaald. Voor het verbeteren van prestaties die langer dan 10 minuten duren, moet het uithoudingsvermogen worden vergroot met duurtraining. Op de verschillende trainingsmethoden zal ik niet verder ingaan. Wel geldt voor alle hondensporten dat een dagelijkse lange wandeling geen training is.
Voedingsadvies om de sporthond optimaal te laten presterenN.B. Het onderstaande voedingsadvies is niet geschikt voor een hond die dagelijks een lange wandeling met de baas maakt! Voor alle honden deelnemend aan hondensporten geldt, dat het voer:
-
Heel goed verteerbaar moet zijn,
want anders is de capaciteit van de maag de beperkende factor om voldoende energie op te kunnen nemen. -
Energierijk moet zijn.
Energieleverende voedingsstoffen zijn:
-
koolhydraten (= suikers en zetmeel),
-
vetten en
-
eiwitten.
Eiwit is echter de minst geschikte energiebron, want eiwit moet vooraf in de lever in energie worden omgezet.
Welke energieleverende voedingsstof is de beste?
Koolhydraten
en vetten zijn na opname direct beschikbaar als energiebron.
Hoe uit deze energieleverende voedingsstoffen energie voor de spiervezels
wordt aangemaakt, is afhankelijk van het soort prestatie dat geleverd moet
worden.
Sprinters zoals de
Greyhounds op de renbaan leggen 0,3 tot 0,6 km in 30 - 40 seconden af. Dit
zijn korte krachtinspanningen.
De sledehonden in een lange afstandrace zoals de Iditarod Trial Sled Dog
Race in Alaska, waarbij zo´n 1700 km in 14 - 21 dagen wordt afgelegd bij
extreem lage temperaturen, moeten langdurig
een krachtinspanning
leveren.
Voor korte krachtinspanningen (honden op de renbaan).
-
Daar koolhydraten noch vetten tijdig uit het voer gehaald kunnen worden, moet ter plaatse in de spieren een snel beschikbare energiebron (= spiersuiker) voorhanden zijn.
Alleen door gepaste training en via erfelijkheid kan deze energievoorraad in de spieren worden verhoogd en deze energie (= spiersuiker) sneller en efficiënter worden aangemaakt. Dieetmaatregelen kunnen dit niet veranderen. -
Hoewel een sprinter enorme inspanningen levert in zeer korte tijd, en daarbij zeer veel energie verbruikt, stijgt het energieverbruik per dag nauwelijks, omdat de duur van de race zo kort is (< 1 minuut). Wanneer een Greyhound 3 - 4 races op een dag loopt zal hij/zij die dag slechts 15 à 20% meer energie verbruiken. Dus het hele jaar, ook tijdens de trainingsperiode, kan het onderhoudsvoer worden gegeven.
-
We willen bij de honden voor de renbaan de energievoorraad in de spieren (= spiersuiker) verhogen. Dit gebeurt optimaal indien de voornaamste maaltijd gegeven wordt als de spieren weinig energie bevatten, dus na de race. Bovendien is de energie die ´s morgens wordt opgenomen toch niet beschikbaar voor deze kortstondige inspanning.
Een grote fout die vaak gemaakt wordt is glucose-poeder of glucoserijke dranken (dus suikers) te geven een uur voor de race. Omdat glucose zeer snel wordt opgenomen reageert het lichaam onmiddellijk met een (te) hoge insuline afscheiding, hetgeen een te laag bloedsuikergehalte en slapte tijdens de race kan veroorzaken. -
Samengevat:
-
Geef hoogwaardig onderhoudsvoer, dat voldoende koolhydraten (zetmeel) bevat met een zeer hoge verteerbaarheid.
Zetmeelproducten zijn bijvoorbeeld brood, macaroni en rijst. -
Vermijd dat de hond met een volle maag gaat trainen of racen.
-
Geef ´s morgens 3 à 4 uur vòòr de races of de training ¼ van de dagelijkse hoeveelheid.
-
Laat nà de races de hond eerst tot rust komen, geef hem te drinken en daarna de hoofdmaaltijd. Geen glucose (= suiker) vlak vòòr of tussen de races geven.
-
Geef de hond goed fris drinkwater tussen de races, want uitdroging moet voorkomen worden en het risico hiervan is belangrijker dan het risico van tekort aan energie.
Koud water smaakt beter en helpt het lichaam af te koelen.
-
Het effect van training en koolhydraatrijk voer wordt op zijn vroegst zichtbaar na 5 weken. Dus begin tijdig om resultaten tijdens de wedstrijden te behalen.
Voor langdurige inspanningen (jachthonden en sledehonden).
-
Vet is de rijkste en meest efficiënte energiebron.
Vet is na opname direct beschikbaar als energie voor de spieren en levert ongeveer 2,5 maal zoveel energie dan eiwit en suikers of zetmeel. -
Verder verteert een hond vetten beter dan de mens. Op lange termijn veroorzaakt vet bij de hond ook geen ziekten als arteriosclerose, en is dus niet gevaarlijk.
Bovendien verteren sledehonden (Huskey´s o.a.) zetmeel minder efficiënt en kan koolhydraatrijk voer (= suikers en zetmeel) bij hen maandagziekte in de hand werken. -
Een vetrijke, koolhydraatarme voeding kan tijdens extreme duurspanning de prestaties verbeteren.
-
De capaciteit van het lichaam om vet als energiebron te gebruiken, wordt verhoogt als vetrijke voeding vòòr en tijdens de training wordt gegeven.
-
Het vetgehalte moet minimaal 20% van de droge stof bedragen en verhoogd worden als de inspanningen stijgen. Tevens moeten de vetten heel goed verteerbaar zijn.
-
Door toevoeging van vet aan het rantsoen mag echter de opname van het voer niet dusdanig laag worden dat te weinig andere voedingsstoffen zoals eiwitten, mineralen en vitaminen worden opgenomen.
-
Samengevat:
-
Geef vetrijk, koolhydraatarm voer met een zeer hoge verteerbaarheid.
-
Voer 2 maal daags. ´s Morgens 1/4 tot 1/3 van de dagelijkse hoeveelheid, minstens 2 uur vòòr de training of de wedstrijd, zodat de hond niet met een zwaar gevulde maag hoeft te presteren.
-
Na de wedstrijd laat men de honden gedurende 1 à 2 uren tot rust komen en geeft ondertussen te drinken. Daarna de tweede maaltijd geven. Het laten drinken en rusten vermindert het eventuele risico op maagtorsie.
-
Het is niet voldoende
om zonder meer met honden te werken en tweemaal per dag het gepaste voer
te geven.
Je kunt een hond niet uit de kennel halen en verwachten dat hij/zij op de
eerste dag van het jachtseizoen optimaal presteert. Jachthonden kunnen dan
tijdens de jacht plots niet meer verder willen, beginnen te trillen en
verliezen eventueel even hun bewustzijn ten gevolge van een te laag
bloedsuikergehalte.
Om dit te vermijden moet men jachthonden tenminste een maand vooraf
beginnen te trainen en geleidelijk op het nieuw type voer over te
schakelen.
Voor sledehonden die nog meer extreme inspanningen leveren, zal deze
overgangsperiode zelfs 2 maanden duren.
Indien honden toch moeten presteren zonder een aanpassingsperiode, dan kan
men het risico van een te laag bloedsuikergehalte tot een minimum
herleiden door voer mee te nemen en elke 1 tot 2 uren een handvol te
geven.
De honden moeten tijdens prestaties regelmatig te drinken krijgen.
Sledehonden eten sneeuw waar beschikbaar, maar tijdens sportprestaties
moet men er toch opletten dat tijdig water wordt gegeven. Bovendien kan
teveel sneeuw eten aanleiding geven tot braken en/of diarree.
Training en
wedstrijden verhoogt de behoefte aan eiwitten (= vlees). Eiwit is echter
de minst geschikte energiebron, want eiwit moet vooraf in de lever in
energie worden omgezet. Dus overvoer de honden niet met eiwitten.
Overtollig eiwit wordt in het lichaam niet als zodanig opgeslagen om later
weer gebruikt te worden. Wanneer een hond te veel eiwit opneemt, wordt dit
als energie verbrand of als vetreserve
opgeslagen.
De optimale eiwitconcentratie in het voer is:
Bij lichte inspanningen (sprinters en jachthonden) 20% van de droge stof.
Bij zwaardere inspanningen (sledehonden in Alaska) 25 - 30% van de droge
stof.
Bij alle sporthonden
stijgt de behoefte aan mineralen en vitaminen in de regel niet.
In ons klimaat en bij prestaties die honden in Nederland meestal leveren
volstaat als gevoerd wordt met voer dat
voldoet aan de normen voor het gewone dagelijkse onderhoud van de
volwassen huishond en aangevuld met voldoende energie.
Over de onderstaande mineralen en vitaminen wordt het volgende geschreven:
-
In het algemeen leveren extra mineralen en vitaminen in de voeding geen verhoging van de prestaties op.
-
De toevoer van mineralen en vitaminen moet evenwichtig zijn, omdat anders interacties op kunnen treden.
-
Zink extra aan de voeding toevoegen is theoretisch aan te bevelen, maar in de praktijk is geen spectaculaire prestatieverbeteringen waargenomen.
Voeding met een hoog vetgehalte beïnvloedt de beschikbaarheid en de mate van opname van zink negatief. Dit is wel een reden om extra zink aan de vetrijke voeding van de sledehonden, die duurinspanningen verrichten, toe te voegen. -
Selenium heeft een beschermende werking op de hartspier, maar men vermoedt dat de standaard hoeveelheid selenium in het voer voldoende is.
-
Vitamine B1 bevordert zeer sterk de verbranding van spiersuiker, maar vooral ook van melkzuur, waardoor een sneller herstel optreedt. Hierdoor geeft vitamine B1 in combinatie met een koolhydraatrijke voeding een verhoging van de prestaties bij korte krachtinspanningen.
Aangeraden wordt gedurende de week voorafgaand aan de wedstrijd 100 mg B1 per dag extra te geven en bij duursporten ook tijdens de wedstrijdperiode 10 mg B1 per dag extra aan het voer toe te voegen. -
Vitamine B2 bevordert naast de verbranding van vet ook de verbranding van spiersuiker en melkzuur, maar in mindere mate als vitamine B1.
Aangeraden wordt 20 mg B2 per dag extra aan het voer toe te voegen. -
Vitamine B12, bekend als anti-bloedarmoede factor, blijkt een gunstige invloed te hebben bij zeer lange afstanden op de eetlust en dus aan te bevelen voor een sneller herstel.
-
Vitamine C is nodig voor de vetverbranding. Honden produceren zelf in tegenstelling tot de mens voldoende vitamine C. Alleen tijdens het wedstrijdseizoen in de poolgebieden zal bij sledehonden het vitamine C-gehalte in het bloed dalen.
-
Vitamine E kan een beschermende werking op de hartspier hebben, zeker bij het voeren van voer met een hoog vetgehalte.
-
In Nederland worden geen bijzonder lange afstanden afgelegd en is de temperatuur niet erg laag, dus hebben de honden geen extra zink, selenium, vitamine B1, B2, B12, C en E nodig.
N.B. Berekening van voedingsstoffen als % van de droge stof:
% in de droge stof = |
% op het etiket x 100 |
% droge stof |
Andere benamingen voor de
stofwisselingsziekte maandagziekte zijn
-
Recurrent paralytische myogloburie
-
Exertional rhabdomyolisis
-
Exertional hyperthermie
-
Tying-up Syndrome
-
Sled dog myopathie
-
Greyhound cramp
-
Running the back off a dog
-
Track disease
-
Set fast = Vast zitten
-
Cording up
-
Uitputtings myopathie
-
Azoturie
-
Metabolic acidosis