Friese windhond
Een Nederlandse windhond!
Beter gezegd: een Friese Windhond
voor de lange jacht op hazen. Heeft die
bestaan? Ja! En nog niet eens zo erg
lang geleden. Aan de hand van oude
schilderijen en tekeningen van Nederlandse
kunstenaars, zoals Conradijn
Cuneus, Adriaen Beeldemaker en Jan
Weenix, en foto’s uit het begin van de
twintigste eeuw, weten we hoe die
Fries(ch)e Windhond er uit ziet.
Hoewel, het is niet altijd honderd
procent zeker dat de windhonden op
de schilderijen echte Friese Windhonden
zijn. Het importeren van windhonden
uit Engeland is immers dan al
bekend. Oude foto’s zijn wat dat
betreft een stuk betrouwbaarder.
Na 1795, het jaar waarin de Bataafsche
Republiek ontstaat, krijgen de herenboeren
in Friesland en Drenthe, net als
de adel, het recht om te jagen. Gebruiken
ze een windhond, dan gaat het om
de jacht op hazen.
"Winterlandschap met jager" (1624) van Jan (van) Wildens. De twee windhonden worden vergezeld door een brak en de jager is met niets anders bewapend dan een lange stok. (Gemäldegalerie, Dresden)
In één van mijn edities van Toepoels
Hondenencyclopedie – helaas zonder
jaar, maar in elk geval van voor 1947 –
is de Friese Windhond present onder
de naam ’Friesche hazenwindhond’.
De illustratie draagt als onderschrift
’Oud-Friesche Windhond’.
’Tot langoor zich liet grijpen...’
De tekst in Toepoel geeft in een
notendop het bestaan, het gebruik en
het uitsterven van de Friese Windhond
weer: ’Van oudsher is de provincie
Friesland met hare vlakke weiden in het
midden en westen, hare grote bouwpolders
in het noorden, hare heidevelden in
het zuid-oosten bij uitstek geschikt voor
het beoefenen van de zogenoemde ’lange
jacht’, waarbij gebruik gemaakt werd van
windhonden, die vooral door de eigenerfde
boeren, voor wie deze jacht een
geliefkoosd vermaak was, werden gefokt.
Tijdens de laatste officiële jacht in de provincie Friesland wordt het Peerkema jachtgezelschap in 1923 vereeuwigd.
De Friesche windhond was een sterk
gebouwd ras met een buitengewoon groot
uithoudingsvermogen, dat hem in staat
stelde den opgestooten haas zodanig te
’hetzen’, tot langoor zich tengevolge van
vermoeidheid liet grijpen.’ (Tekst: W.
Hoeksma, onderwijzer te Twijzel).
Polsstok
De lange jacht is in de jaren rond de
wisseling van de negentiende naar de
twintigste eeuw een typisch Fries
vermaak, te vergelijken met kaatsen
en fierljeppen. Mensen die het
hebben meegemaakt noemen de
lange jacht een feestdag, waarop zo’n
20 tot 25 honden present waren. De
boeren en honden verzamelden zich
’s morgens vroeg, meestal op dinsdag
en zaterdag, en gewoonlijk waren er
twee ’lopen’ op een dag.
Gezelschap gereed voor de lange jacht. Let op de polsstokken waarmee over brede sloten en vaarten wordt gesprongen.
Oude foto’s
tonen boeren, gewapend met een
polsstok en een jachttas en vergezeld
van hun Friese Windhonden.
Het moet een mooi gezicht geweest
zijn: zo’n 25 jagers in linie met een
onderlinge afstand van circa 50 meter
en tussen hen in de honden. Wordt er
een haas gespot, dan laat men meestal
twee honden slippen en zo krijgt
iedere hond een beurt, loop genoemd.
Eén van de regels is dat een haas die
één keer achtervolgd is, niet voor een
tweede keer mag worden opgestoten.
De deelnemende boeren, aldus diverse
artikelen, zijn meestal ’dikke boeren’ of
’gezeten boeren’. Immers, niet iedereen
kan de aanschaf en het onderhoud van
windhonden betalen.
Zwaarder gebouwd
Kijkers naar het gebeuren herinneren
zich vooral de schreeuw van het haas
als de hond het dier grijpt en hier en
daar is er ook dan al altijd wel iemand
die de sport veroordeelt. Grappige
voorvallen lezen we ook: zo gebeurt
het meer dan één keer dat trekhonden
van een toevallig in de buurt aanwezige
hondenkar, de windhonden met kar
en al achterna gaan, in de veronderstelling
dat er verderop iets te beleven valt!
In Friesland en Groningen wordt te
voet gejaagd, maar in ’De Nederlandse
Jager’ van 1906 is te lezen dat Baron A.
van Heeckeren van Kell te paard met
windhonden op hazen jaagt rond
Angerlo en Didam.
Mr. S.B.W. van Limburg Stirum uit
Didam (Master of the Hunt van de
Koninklijke Veluwsche Jachtvereeniging)
vergezelt baron Van Heeckeren
en volgens de berichten zijn hun
windhonden groter en zwaarder
gebouwd dan hun Engelse familieleden.
Die stelling wordt onderschreven
door onze allround nestor keurmeester
Martin van de Weijer. Hij
schrijft: ’De wat meer robuuste bouw
met zware spieren was meer geschikt voor
het werk op de zware Friese klei dan die
van de wat lichtere Engelse neven, al
zullen er ongetwijfeld verschillen zijn
opgetreden. De Friese Windhond had een
massaal bespierde achterhand en een veel
lichtere voorhand.’
’De Nederlandse Jager’ besteedt een
aantal keren aandacht aan de lange
jacht, onder andere in januari 1906 en
juli 1918. Beide artikelen komen ter
sprake in een bijdrage over de lange
jacht van Waidman (Gerrit Bakker), in
het nummer van 19 december 1980.
In Onze Hond van juni 1985 schrijft
de kynoloog G. de Josselin de Jong het
artikel ’Frysk Lange Houn – onze
uitgestorven windhond’. En met ’onze’
bedoelt hij zijn eigen Friese windhond,
een cadeautje aan zijn moeder van
baron Van Heeckeren.
De Josselin de
Jong schrijft: ’Niet oninteressant om te
weten dat het voorvoegsel wind niets te
maken heeft met windvlagen, doch stamt
uit het Keltische ’ven’, dat jacht betekent.
Merkwaardigerwijs is dat woord wél
blijven voortleven in het Franse: vénerie,
veneur, zijnde: jachtbedrijf, jager.’
Ook weet de schrijver te melden dat
de kleurslag met de blauwgrijs gestroomde platen in de vacht snoekkleurig
wordt genoemd.
Corrupte bezigheid
In 1923 grijpt de Nederlandse
wetgever in. De nieuwe jachtwet, die
in 1924 van kracht wordt, doet alle
oude jachtrechten vervallen en bevat
tevens een verbod op de jacht met
’lange honden’.
Ondoenlijk
Niets wijst erop dat de Friese Windhond
kort na het verbod van 1923
uitsterft. Integendeel, alle documenten
en foto’s tezamen wijzen er op dat dit
tussen 1977 en 1980 moet zijn
gebeurd.
Tijdens de oorlogsjaren 1940-1945
wordt een aantal Nederlandse hondenrassen
door de Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied nationaal erkend.
De Wetterhoun, de Stabijhoun en de
Drentsche Patrijshond worden vanaf
die periode ook zuiver gefokt. Naar het
antwoord op de vraag waarom dit niet
met de Friese Windhond is gebeurd,
kunnen we slechts gissen. Toepoels
Hondenencyclopedie geeft één van de
antwoorden: ’Bij de officiële erkenning
der Wetter- en Stabijhounen is door
vrienden der Friese rassen overwogen te
pogen ook de windhond van dat land te
herstellen. Men achtte dit ondoenlijk,
daar er geen werk en hierdoor geringe
liefhebberij voor dit machtige, edele ras
bestaat.’ Dat is een plausibele reden,
maar degenen die betrokken zijn bij de
erkenningen van de andere Friese
rassen, de Wetterhoun en Stabijhoun,
hebben de Friese Windhond geen
kans gegeven, want ongetwijfeld zijn er
in die tijd op de coursingbanen nog
afstammelingen aanwezig.
Pure onverschilligheid
Toepoel blijft het bestaan van de
Friese Windhond tot halverwege de
jaren tachtig in zijn encyclopedie
vermelden, maar in Onze Hond van
1977 staat al: ’We kunnen rustig stellen
dat de Friese Windhond uitgestorven is.’
Windhonden door de Nederlandse kunstenaar Simon de Vlieger (ca. 1600-1653)
En in Onze Hond van 1989 schrijft
Leo Bosman: ’Binnen 50 jaar na het
verbod is de Friese Windhond uitgestorven
vanwege uiteenlopende redenen:
zowel door gebrek aan werk en vermeende
raszuiverheid als door pure
onverschilligheid.’
Het is merkwaardig om te moeten
constateren dat dit ras roemloos ten
onder gaat, terwijl andere rassen
nieuw leven wordt ingeblazen, ook
op een moment dat hun aantal
kritiek of zelfs geheel verdwenen is.
Behalve de Friese en Drentse rassen
zijn dat het Kooikerhondje, de
Smoushond en het Markiesje.
In de dertiende druk van Toepoels
Hondenencyclopedie is er geen
lemma voor Friese Windhond meer,
maar wel voor de lange jacht. Er staat
veelbetekenend: Zie Brakken.
Detail van een schilderij dat Gerrit Berckheyde in 1696 maakte van de Grote Markt in Haarlem met daarop twee windhonden.
Vermeende verminkingen
En waarom wordt de lange jacht nu
eigenlijk verboden in de Jachtwet van
1923? Heeft het te maken met de
vermeende verminkingen van hazen
tijdens de jacht? Is er vanuit de Friese
Windhonden bezitters niet genoeg
tegengas gegeven? Is het ontbreken
van een stamboek fataal geworden? Is
men niet op zoek gegaan naar nog
levende exemplaren? Zeker is dat de
Dierenbescherming bij het verbod op
de lange jacht een rol speelt en daarmee
indirect meewerkt aan de teloorgang
van de Friese Windhond.
Martin van de Weijer, tot slot, heeft
een eigen kijk op het verdwijnen van
de Friese Windhond. ’Mogelijk’, zo
schrijft hij, ’zou bij een eerdere invoering
van coursing de Friese Windhond gered
zijn, omdat voor dit type wedstrijden de
honden niet alleen snel moeten zijn, maar
ook op volle snelheid krachtige haken
moeten kunnen slaan. Dit vereist een
bouw die de oorspronkelijke Fries
duidelijk vertoonde.’
Onze Hond (7-2010), met dank aan Ria Hörter (www.riahorter.com)