De Podenco Ibicenco

Herkomst

Jachthond van het type dat al in de antieke wereld voorkwam (ongeveer 3000 vóór Christus), dus ingezet voor de jacht zonder geweer. Afkomstig van de Balearen, maar ook bekend in Noord-Spanje en Zuid-Frankrijk. Werkt zelfstandig of in een meute op konijn, haas en groter wild.

Algemeen voorkomen
Klassieke, vrij grote windhond, gebruikt vooral neus en oren bij het werk. Robuust en sterk, aangepast aan ruig terrein; zeer behendig en snel, kan formidabele sprongen maken.

Schofthoogte
reuen 66-72 cm, teven 60-67 cm

Gewicht
ongeveer 30 kg

Vacht
Stevige, glanzende, korte vacht, of een langere (ongeveer 5 cm) met hard en dicht ingeplant haar en zo mogelijk een baard. Bij voorkeur witrood, geheel wit of geheel rood. Ook wel (maar niet in de korthaarvariëteit) reekleur.

Gebruik
Jachthond die zelf het wild vangt en kan apporteren. Zelfstandig werkend of in meutes, die uit teven bestaan met slechts een enkele reu; de reuen van dit ras zijn nogal dominant en verdragen elkaar meestal niet.

Gezondheid
Geen gezondheidsproblemen bekend. Kan oud worden, wat opvallend is voor zo'n grote hond.

Aard
Zelfstandig, onverschrokken, afstandelijk, met een niet te temmen, want aangeboren jachtpassie.

Bijzonderheden
Normaal vachtonderhoud: eens per week een borstelbeurt.




Over de Podenco Ibicenco

Land van oorsprong
De Podenco is een oud en oorspronkelijk ras dat al eeuwenlang voorkomt op de Balearen: de eilanden Mallorca, Menorca, Ibiza en Formentera.

Geschiedenis
Op afbeeldingen bij het graf van Toetanchamon (Farao van 1358 - 1350 v. Chr.) vinden we al afbeeldingen van een hond met ranke ledematen, een opgetrokken buik en grote staande oren: de Tesem.
Deze Tesem zou van Noord Afrikaanse Windhonden afstammen.
Doordat deze honden werden meegenomen op handelsreizen, raakten ze verspreid in het Middellandse Zee-gebied.
Door de geïsoleerde ligging van de diverse eilanden ontstonden er uit deze Tesem meerdere "staande oren"-rassen; op het eiland Malta ontstond de Pharao hond, op Sicilië de Cirneco dell´Etna en op Ibiza de Podenco Ibicenco.
In Egypte zelf werd de Tesem verdrongen door de snellere Aziatische Windhonden.
De honden werden op de eilanden vooral gebruikt voor de jacht op het konijn. Door de goede jachtkwaliteiten en de geïsoleerde ligging is het Podenco Ibicenco ras nog zeer oorspronkelijk, er is weinig tot geen vermenging geweest met andere rassen.

Karakter
De Podenco Ibicenco is een half-windhond.
Dit betekent dat hij niet alleen zijn ogen gebruikt tijdens de jacht (zoals de "echte" windhonden dat doen), maar ook zijn neus en grote oren.
Het ras is gespecialiseerd op konijnen en hazen.
Tijdens de jacht kan de Podenco hoge sprongen maken.
De Podenco kan rechtstandig, zonder aanloop, 2 meter hoog springen (denk aan de tuinafscheiding)!
De Podenco galoppeert niet echt, hij neemt eerder enorme sprongen. De honden jagen in kleinere meutes van 1 reu met meerdere teven of in paren. Meerdere reuen bij elkaar verdragen elkaar over het algemeen niet.
Tijdens de jacht blaffen de honden alleen als ze een konijn zien of horen en als ze het hebben ingesloten. De honden werken geheel zelfstandig, opsporen, vangen, doden en tot slot aporteren.
Deze manier van jagen vereist een zeer intelligente hond, wat een Podenco dan ook is. Echter: ook een zelfstandige hond, die niet al te best zal luisteren omdat hij het zelf allemaal wel weet.
Ook is de Podenco zeer attent: er ontgaat hem zelden iets. Als waakhond is hij daarom ook goed te gebruiken in de zin dat hij aanslaat bij onraad.
De hond is echter niet "scherp", eerder terughoudend tegenover vreemden.

De Podenco Ibicenco is intelligent, zeer levendig en temperamentvol.
Hij is in huis goed te houden, als hij zijn energie maar buiten kwijt kan.
Voor de eigen mensen is de Podenco zeer aanhankelijk. Wel moet hij zeer consequent worden opgevoed; met name de reuen zijn nogal dominant en zullen hun plaats in de roedel willen bepalen.
Het luisteren is een probleem; het blijven windhonden: als ze iets zien gaan ze er achteraan.
De hond komt wel weer bij je, alleen kan dit even duren. In ons overvolle landje heb je al gauw risico's van wegen en verkeer.
De Podenco valt in Nederland officieel onder de zgn. "lange honden".
Volgens de Jachtwet is het verboden deze honden los te laten lopen (ongeacht waar) omdat ze (kunnen) gaan stropen.
Het los laten lopen kan dus het best gebeuren op het strand, een zandvlakte in een groot bos, een zandafgraving of iets dergelijks.

Uiterlijk
De Podenco is een vrij grote hond; de reuen hebben een schofthoogte van maximaal 70 cm.
Het meest opvallend zijn de grote staande oren. De ogen zijn baarnsteenkleurig en ok de neus is licht van kleur.
Er bestaan drie haarvariëteiten: kort-, ruw- en langhaar. De kleur is rood met wit, ook effen rood en effen wit komt voor.
Omdat de jager de bewegingen van de onden in de dichte struiken duidelijk moet kunnen volgen is het zeer gewenst dat de honden in aktie de staart hoog dragen (niet in een krul over de rug) met het eind (met daaraan bij voorkeur een witte punt) voortdurend in beweging.

Verzorging
De Podenco is een schone hond. De vacht vraagt weinig onderhoud; één maal per week een rubberen handschoen en/of kam (afhankelijk van de vacht) is meestal voldoende.
De oren moeten regelmatig gecontroleerd worden, omdat daarin nog wel eens zand etc. zit.
Erfelijke gebreken zijn in dit ras niet bekend.
Honden van 15 jaar zijn geen uitzondering. Het zijn over het algemeen goede eters, waarbij men erop moet letten dat ze niet te dik mogen worden.

Activiteiten
Als extra mogelijkheid tot plezier en ontspanning voor de hond en baas zijn er de windhondenrennen en -coursings.
Op de windhondenrenbaan lopen de honden in een ovaal rondje achter het haas (een stukje schapenvacht of plastic) aan over een afstand van ongeveer 480 meter.
Op een coursing moet de hond het haas volgen terwijl het zig-zag over de grond wordt voortbewogen, over afstanden van 600 tot soms wel 1200 meter.
Dit lijkt veel meer op de bewegingen van een echt konijn/haas en verlangt van de honden niet alleen snelheid maar ook wendbaarheid en inzicht.
De meeste Podenco's zijn dol op deze sport. De NVOW organiseert zelf ook dagen waarop dit soort renwedstrijden worden gehouden.

De Podenco is zeker geen hond voor iedereen, maar als het klikt heb je een vrolijke, speelse, levenslustige, aparte kameraad.

Wil je je verder verdiepen in het ras, dan kun je je in verbinding stellen met één van de voorlichters van de NVOW en bovendoor dor het bestuderen van literatuur en gesprekken met fokkers.

bron NVOW



FCI-Standard N°89 /04.02.2000/GB

UTILIZATION :
The Podenco Ibicenco is mainly used for hunting rabbits without guns, by day and at night. Thanks to his particularly good scenting ability, which, coupled with hearing, he uses more than sight, he scents and hunts out rabbits with ease, even in dense cover. Nimble and bright, he catches his prey quickly, specially when hunting together with other dogs. When one dog indicates game, he is surrounded by all the others, which keep a certain distance and stand in wait. They bark only when they see or hear the game and when they have surrounded it. Both when indicating and catching game, all dogs wag their tail fast, but are easily put off their waiting attitude. The Podenco Ibicenco is also used for hunting hare and large game. He is a good retriever. With certain exceptions only bitches are used for the formation of a pack or, at most, with one male only, as the latter do not work together during a hunt and are quarrelsome. When a pack has caught several thousand rabbits, it can happen with this breed, that some dogs from the same pack no longer want to hunt until they have had a considerable rest. The Spanish expression < enconillarse > ( go to rest ) refers to this peculiarity.

CLASSIFICATION F.C.I. :
Group 5 Spitz and primitive types.
Section 7 Primitive type-Hunting dogs.
Without working trial.

BRIEF HISTORICAL SUMMARY :
This breed originates in the Balearic Islands of Majorca, Ibiza, Minorca and Formentera, where it is known by the original name of < Ca Eivissec >. It is also widely found in Catalonia, round Valencia, in the Roussillon and in the Provence, where it is known by the names Mallorquí, Xarnelo, Mayorquais, Charnegue, Charnegui and Balearic Dog. Probably these dogs were brought to the islands by the Phoenecians, Carthaginians and eventually also the Romans. This dog is a typical primitive and robust representative of one of the oldest still existing breeds. Illustrations of these dogs are found in the graves of the Pharaohs and on objects in museums, so that the existence of the breed can already be proved in the year 3400 BC.

IMPORTANT PROPORTION :
The distance from the tip of the muzzle to the eyes is equal to that from the eyes to the occiput.

HEAD :
Seen as a whole, the long, fine head has the appearance of a cone cut off near its base ; completely dry, rather small in relation to body.

CRANIAL REGION :
Skull :
Long and flat (dolichocephalic). Occipital bone protruding. Forehead fine and flat.
Stop :
Barely pronounced.

FACIAL REGION :
Nose :
Nose leather flesh colour. Nostrils open. Nasal bridge slightly arched.
Muzzle :
Nasal bridge and nose protrude over lower jaw ; fine, long and according to colour of coat, flesh colour.
Lips :
Thin,close fitting, flesh colour.
Teeth :
Perfect fitting bite, scissor bite, white and regular.
Eyes :
Slanting, small, light amber colour, reminiscent of caramel colour. The amber colour can be more or less intensive according to coat colour. Without seeming very noble, the expression shows intelligence but also fear and mistrust.
Ears :
Always stiff, very mobile. Pointing forward or sideways in a horizontal plane or held backwards. Upright when dog is animated. The center of the ear set on is level with the eyes . The shape is that of an elongated rhomboid, which has been cut off by a third of its long diagonal. They are fine without hair on the inside of the ear opening ; of medium, not exaggerated size.

NECK :
Very dry, both in its upper and lower part. Its length is a quarter the length of the body, slightly arched and muscular. Skin is taut, smooth, without dewlap. Normally, the coat is longer and denser in the region of the set on to the body, especially in the smooth variety.

BODY :
Regarded as a whole, the body is symmetric, slightly convex and of medium, even proportions, compact and slightly longer than heigh, without the differences being laid down exactly.
Withers :
Well defined, high, dry and long.
Back :
Long, straight and pliable. Muscles strong, yet flat.
Loins :
Arched, of medium breadth, strong and firm.
Croup :
Strongly sloping with bone structure visible ; it shows very strong, hard muscles.
Chest :
Deep, narrow and long, but not reaching to the elbows. Forechest pointed and strongly protruding. Ribs flat.
Abdomen :
Tucked up, but not too much.

TAIL :
Set on low ; there should be some longer and coarser, slightly offstanding hairs (like ears of grain) towards the tip ; long. When the tail is pulled through between the legs, it should reach the spine. Slightly thicker at set on, gradually tapering towards the tip. Hanging naturally in repose ; in movement carried in sickle shape more or less tightly curved. Preferably not carried upright or too much curled over back.

LIMBS
FOREQUARTERS :
Vertical, symmetric. Seen from front, the position of the front legs is very close together ; altogether sturdy, with long limbs which give the impression of a slim, fast, yet strong animal.
Shoulders :
Shoulder blades slanting, strong and freely mobile.
Upper arm :
Very long, straight, strong and very close in position.
Elbow :
Broad, set well apart from the body, parallel to the median plane of the body, but never loose.
Forearm :
Broadening towards front pastern.
Pastern :
Strong, firm, broad and well upright.

HINDQUARTERS :
Vertical with long, strong, flat muscles.
Hock :
Well angulated, broad, set low, vertical, turning neither out nor in.

FEET :
Almost harefoot. Toes long and close together. Profuse hair in space between toes ; nails very strong and normally white, occasionally according to coat colour. Pads very hard.

GAIT/MOVEMENT :
The preferred movement is a suspended trot. Gallop is very fast and gives the impression of great agility.

SKIN :
Taut, close fitting to body ; reddish pigment, but may be a different colour where coat colour differs.

COAT
HAIR :
Smooth rough or long hair.
­ The smooth should not be silky, but strong and shiny.
­ The rough should be hard and very dense, somewhat shorter on head and ears and somewhat longer on rear of thighs and underside of tail. A beard is highly valued. The longhair is softer and should have at least a length of 5 cm. The head is very densely coated.

COLOUR :
Preferred are white and red, or entirely white or red. Fawn dogs are permitted, provided it is an exceptionally good specimen ; in smooth coats, however, this colour is not permitted.

HEIGHT :
Dogs : 66 to 72 cm.
Bitches : 60 to 67 cm.
Without undue strictness, dogs which are close to the required measurements can be accepted, provided they are well proportioned and aesthetic.

FAULTS :
Any departure from the foregoing points should be considered a fault and the seriousness with which the fault should be regarded should be in exact proportion to its degree.

SERIOUS FAULTS :
Head short and broad.
Stop markedly pronounced.
Missing of a premolar.
Drop ears.
Barrel ribs.
Elbows turned outwards.
Cow hocks.
Feet turned out.
Crossing of feet and hocks in movement.

ELIMINATING FAULTS :
Skull in the shape of a stair( plane of skull too high in relation to nasal bridge).
Brown pigment or black spots on nose leather.
Any form of prognathism.
Eyelids and lips : Reddish brown.
Evidence of crossing with a < Galgo > or other form of sighthound :
  - Folded ears.
  - Dark eyes.
  - Croup broad.
  - Barely defined forechest.   - Front legs wide apart.
  - Thighs rounded and broad with visible veins.

N.B. :
Male animals should have two apparently normal testicles fully descended into the scrotum.




About the Podenco Ibicenco

History
The Ibizan hound probably shares the same roots as the pharaoh hound, bearing uncanny resemblance to the dogs depicted in Egyptian tombs and to the jackal god Anubis. Phoenician sea traders may have taken the dogs to the island of Ibiza in ancient times, where they remained in relative seclusion. Ibiza saw many rulers through the ages, coming under the auspices of the Egyptians, Chaldeans, Carthaginians, Romans, Vandals, Arabs and, most recently, Spanish. Hannibal was born on a neighboring island, and some say the Ibizan hound was the dog that accompanied him across the Alps. With little outside influence, the dogs of Ibiza remain uncontaminated by crosses to other breeds. The hard conditions on the island imposed stringent selection by islanders because only the best rabbit hunters could be allowed to procreate or, for that matter, survive. These factors produced a hardy, true breeding dog that is little changed from its ancestral stock. The first Ibizan hound came to America in the 1950s. The breed's striking appearance aroused much attention but has failed to attract a great number of pet owners. The Ibizan hound gradually gained enough popularity to warrant AKC recognition in 1979, but it remains one of the rarer breeds.

Temperament
The graceful Ibizan hound retains great hunting instinct, using its acute senses of hearing and smell to locate small animals, and relishing the opportunity to chase anything that moves. Unlike most sighthounds, it barks when chasing. It is reserved with strangers; some can be timid. It is gentle, mild-mannered, even-tempered and loyal, and makes a quiet, trustworthy house pet.

Upkeep
As an independent and athletic dog, the Ibizan hound needs daily exercise in a safe area. Ideal exercise allows the dog to stretch out at full speed, but its needs can also be met with long walks or jogs on leash, combined with an occasional chance to run full out. The Ibizan is not generally kept as an outside dog, although it can live outdoors in temperate climates given warm shelter and soft bedding. It is a skilled jumper, which should be taken into consideration when designing an enclosure. The smooth coat requires only occasional brushing, whereas the wire coat requires weekly brushing as well as occasional hand-plucking of dead hairs.

Health
• Major concerns: none
• Minor concerns: none
• Occasionally seen: deafness
• Suggested tests: none
• Life span: 12 – 14 years
• Note: sensitive to anesthesia

Form and Function
The Ibizan should possess deer-like elegance and expression, and its movement should reflect these qualities. Its lithe build enables it to perform the double-suspension gallop with great speed, agility and endurance. It is a superb jumper, able to spring to great heights from a standstill. It is racy, slightly longer than tall. With the exception of its large ears, it should not be exaggerated in any way. The trot is light and graceful. The coat can be hard, either short or wire — the latter should be from 1 to 3 inches in length.